- Je rijdt een deel zelfstandig een route kan zijn: navigatie, cluster opdracht of een oriëntatiepunt. De rest van de rit zal de examinator de weg wijzen.
- Je moet twee van drie bijzondere verrichtingen uit kunnen voeren wat kan zijn: parkeren, omkeren of de stopopdracht.
- Je rijdt zowel binnen als buiten de bebouwde kom.
- Je rijdt auto(snel)weg
- Voor het rijden wordt er nog een vraag gesteld over de auto.
- Tijdens de rit zal de examinator vragen de auto aan de kant te zetten en een situatie met je willen bespreken.
- Ook kijkt de examinator of je veilig en zelfstandig rijdt en de auto onder controle hebt, ook let hij op kijkgedrag, voorrang verlenen en situaties kunt oplossen.
- Na het examen kom je terug in de examen zaal waar hij de uitslag bekend zal maken.